Fiets
http___hss-prod.hss.aol.com_hss_storage_midas_7423ab93c0e80c810137d435edca0b30_203676895_F4PJM0.jpg

Ik ben 48 en heb voor het eerst in mijn leven een fiets gekocht. Tot nu toe reed ik op de exemplaren die mijn vader liefdevol in elkaar sleutelde. Zijn garage, of zoals mijn ouders het noemen: de stal, ligt vol met de gesorteerde delen van fietskarkassen. Tandwielen, frames, vorken, trappers, sturen. Als ik een fiets nodig had, assembleerde hij daaruit een soepel functionerende Frankensteinfiets. Mijn nieuwe aanschaf voelt een beetje als vreemdgaan.

De begeerte naar een nieuwe fiets werd vorig jaar gewekt. Een vriend gaf ruim duizend euro uit aan een exemplaar voor een fietsvakantie. Ik vond dat een enorm bedrag voor een fiets. Aan de andere kant: het is mijn primaire vervoersmiddel. Vervolgens kijk je een poos naar zo’n bedrag en dan wordt het vanzelf normaal. Een vorm van optisch bedrog. Je vergelijkt het met andere fietsen die ongeveer evenveel kosten, je maakt lijsten van onderdelen die optellen tot soortgelijke bedragen en op een gegeven moment lijkt de prijs een objectieve economische wetmatigheid te weerspiegelen. Het referentie-effect, noemen economen dat. Ik merkte dat het net zo goed werkt als je je ervan bewust bent.

Dus ik keek een poos naar het bedrag en toen was de begeerte gewekt. Want het exemplaar van mijn vriend fietste en oogde fantastisch, natuurlijk, naast mijn Frankensteinfiets. Toen ik in gedachten het ding al had aangeschaft, stelde ik me voor hoe ik hem moest achterlaten buiten de supermarkt of de kroeg. Ik voorzag een permanente staat van zorgelijkheid. Die zorgen kon ik vermijden door de fiets veilig in het schuurtje laten staan, maar dat riep dan weer een schuldgevoel op. Voor iemand met een beetje calvinistische aanleg, schept bezit morele verplichtingen. En zo doofde het verlangen.

Dit jaar kwam er een oplossing voor de calvinistische kwestie. Ik moet binnenkort lange stukken gaan fietsen naar een tweede werklocatie. De begeerte had me onmiddellijk weer in zijn haar greep. Avondenlang bracht ik door op fora over fietsen. Dat zijn plekken waar mannen van middelbare leeftijd hun verlangens rationaliseren middels puntgaaf beargumenteerde verhandelingen over de technische merites van riemaandrijvingen, excentrische trapassen, triple-butted frameontwerpen, brakeboosters, banddiktes en kabelgeleiders.

Ik gaf me ook over aan het rationaliseren. De grote keuzes in het leven – partner, kinderen, loopbaan – zijn eigenlijk geen keuzes, het zijn aspiraties waarvan je de gevolgen ten diepste niet kent tot je ze ondergaat en waar je je vervolgens toe moet verhouden. Je maakt geen keuze, de keuze maakt jou. Wat besluitvorming aangaat, steken mensen meer tijd in het selecteren van een telefoon dan in het selecteren van een partner. Gebruiksvoorwerpen lenen zich wel voor het hele bevredigende repertoire van nutsmaximalisatietechnieken. Even is de wereld begrijpelijk en verbeterbaar. Ook dat is een illusie, natuurlijk. Uiteindelijk kocht ik een fiets die ongeveer twee keer zo duur was als die van mijn vriend. Dat is begeerte vermomd als een redenering over technische merites. Op de fora van de fietsmannen werd dit het ‘goedkope segment’ genoemd. Dat was troostrijk. Desalniettemin voelde ik me genoodzaakt om, toen ik de fiets liet zien aan vrienden, mijn vrouw, de kinderen, te melden dat ik 500 euro korting had weten te versieren.

Nu hoef ik het alleen nog maar aan mijn vader te vertellen.

Michel van EetenComment
Rijglaarzen
Ge43s9sGyrJ75kxPyPjZuniR971CddzM-34.jpg

Ik zat in de bibliotheek van Delft te staren naar het tijdschriftenrek. Op mijn schoot lag een psychoanalytische verhandeling over de liefde. Net toen ik me afvroeg af of ik ongezien een stapel Viva’s kon pakken – Ik wil passie, hij wil knuffelen en 4 tips voor een spectaculair orgasme – schuifelde een oude vrouw richting het rek. Ik zag haar alleen van achteren, maar ook zo was ze een wonderlijke verschijning. Ze ging gekleed als een vamp – zeer kort zwart rokje, lange rijglaarzen, dun truitje – maar ze stapte als een wankele sumoworstelaar. De benen ver uiteen en gebogen, het lichaam roterend om het ene stramme been en dan om het andere. Ze hing voorover, het gezicht naar de grond gericht. Bij elke stap zwiepten de lappen ongekamd grijs haar heen en weer aan haar hoofd.

De vrouw hield stil voor het tijdschriften. Met moeite richtte ze de blik omhoog. Een arm steeg op, maar daalde onverrichterzake weer naar beneden.

Sinds de bibliotheek is opgeknapt en samengevoegd met de muziekschool, is het een gezellige openbare huiskamer geworden. Het trekt nu mensen die wellicht anders in hun eigen huiskamer waren gebleven.

Een bibliotheekmedewerkster kwam enkele tijdschriften terugleggen. De oude vrouw begon driftig de medewerkster toe te spreken, met zeer hese stem. Ik verstond slechts een enkel woord. Schande. Te hoog. Trapje.

De medewerkster hoorde het een poosje aan.

‘Ja meneer,’ zei ze toen. ‘Ik zal er een notitie van maken, meneer.’

Aha, het was een man, dat verklaarde het een en ander. Nou ja, man. Hoe zou deze persoon aangesproken willen worden? De medewerkster had er verder geen boodschap aan, leek het. Man, vrouw, het maakt voor het zeuren ook weinig uit. Maar waarom bleef ze steeds het geslacht benoemen? Het had iets kleinerends, maar misschien kwam het omdat onbewust haar brein de vraag telkens bleef opwerpen. Er zijn categorieën en dingen moeten daarin, ook als je een bijzondere vogel ziet. Juist dan. Het antwoord aan haarzelf nestelde zich tussen de andere woorden die haar mond verlieten.

‘Ja, meneer. Ja. Ik ga het opschrijven, hoor.’

Toen liep ze liep weg. De oude vrouw mopperde nog wat en tastte langs het tijdschriftenrek.

Even later kwam de medewerkster terug met een rood trapje.

‘Hier meneer, deze is van de kinderafdeling. Die mag u gebruiken zolang u wilt.’

De oude vrouw hervatte haar hese gemopper waarvan alleen de toon voor mij verstaanbaar was. Het trapje blijkbaar was toch niet het antwoord. Misschien lag het euvel meer in het feit dat er überhaupt een trapje nodig was om een tijdschrift te pakken.

‘Ik kan er ook niets aan doen, meneer. Het is beleid.’

‘Nou meneer, ik heb hem anders nog nooit gehoord hoor, deze klacht. Het is de eerste keer.’ En toen liep ze weg.

Daar sta je dan, dapper gehuld in je rijglaarzen en kokette rokje. Hoe vrolijk is het leven dat radicaal van koers wijzigt?

Op de achtergrond hief een trompet een trage, dromerige melodie aan. De muzieklessen gingen beginnen.

Michel van EetenComment
Twijfelen
fernando-pessoa-1.jpg

Ik leende een boek van een vriend. Een onuitgesproken onderdeel van die transactie is dat je later de vraag krijgt wat je ervan vond. Daar babbel je dan even saamhorig over. Een eendagsboekenclub met twee leden. Toen de bewuste vraag kwam, moest ik hem echter teleurstellen, want ik was nog bezig met het huiswerk van mijn echte boekenclub: Het boek der rusteloosheid van Pessoa.

De reactie van de vriend: ‘Pfff....moet het ook niet een beetje gezellig zijn dan, zo'n boekenclub?’

Ik weet niet meer precies wie Pessoa had voorgesteld, maar het stond al jaren op mijn lijst. Ik had het zelfs een keer aangeschaft, maar dat exemplaar kon ik natuurlijk niet meer vinden, nu ik eindelijk een stok achter de deur had om het echt te gaan lezen.

Ik wist weinig over het boek, maar er hing een aura omheen van twijfelen op niveau. Ik ben altijd wel in de markt voor een beetje esthetisch aangeharkte vertwijfeling. Je hebt saaie twijfel en interessante twijfel. Ik wilde beter worden in die laatste, omdat ik doorgaans met de eerste zit opgescheept. Soms lijkt mijn hoofd op een wachtkamer waarin alleen maar een oude Kijk ligt waarin weer eens de relativiteitstheorie wordt uitgelegd, een glossy over sterren die ik niet ken, en dan is roddel ongeveer even sappig als het overzicht van de beurskoersen, en een dik blad voor het tandartswezen over overkappingsprotheses op implantaten in de bovenkaak en pigmentaties van het mondslijmvlies. Probeer dan maar eens fijn te dubben over wat je met je leven aan moet. Kortom, ik keek uit naar Pessoa.

Wat bleek? Als de verteller van Het boek der rusteloosheid – een kantoorklerk die grotendeels samenvalt met de auteur – ergens weinig last van heeft, dan is het wel van twijfel. Mijmeringen, alla. Daar geeft hij zich aan over, in de 481 fragmenten waaruit het boek bestaat, geschreven over verschillende decennia heen. De meeste stukjes en stukken zijn echter nogal didactisch van toon. Hij grossiert in retorische vragen die hij vervolgens zelf beantwoordt of die, nog vaker, geen antwoord behoeven. De wereld wordt uitgelegd. Of eigenlijk ontleedt de verteller zijn innerlijk leven. De wereld kan zijn aandacht zelden vasthouden. Aangezien die toch alleen tot hem komt als gedachte, richt hij zich liever op dat laatste.

De taal is nogal bloemrijk en dichterlijk. Logisch, wellicht, als je zoiets glibberigs als het eigen denken probeert te observeren. Ik ben geen geoefende lezer van poëzie. Ik heb regelmatig geen benul wat hij bedoelt. Dan oog het als snel als bombast. Alle goden sterven een dood die groter is dan de dood. Alles is leger dan de leegte. Oké dan. Soms klinkt het dan weer erg banaal. Ieder gezicht dat je gisteren hebt gezien, is vandaag een ander gezicht, want vandaag is gisteren niet. Of onthutsend pedant. Tussen mij, ik die weinig ben in de rangen der denkers, en een boer uit Loures bestaat zonder enige twijfel een grotere afstand dan tussen die boer en, ik zeg niet eens een aap, maar een kat of een hond.

Daar staat tegenover dat zijn stugge pogingen te zien wat bijna niet te zien is sympathiek zijn. En dat je regelmatig wordt verrast door een mooie observatie. Alles wat de mens laat zien of uitdrukt, is een opmerking in de kantlijn van een geheel uitgewiste tekst. Uit die opmerking leiden wij min of meer de betekenis af van de tekst die er had moeten staan, maar altijd blijft er twijfel en er zijn veel mogelijke betekenissen. Een terugkerend thema van de verteller, om niet te zeggen een obsessie, is de onmogelijkheid om jezelf te begrijpen, laat staan te beschrijven. Waarmee dus eigenlijk keer op keer de hele onderneming van het boek futiel wordt verklaard, om die vervolgens doodleuk voort te zetten, al was het maar om palliatieve redenen.

Het is een opbeurend idee dat dit weinig behaagzieke boek het tot de canon van de westerse literatuur heeft geschopt. Tijdens een werkcollege genderstudies zal er vast iemand betogen dat dit niet over kwaliteit gaat, maar over de macht van het patriarchaat van dode witte mannen. Best. Sommige dode witte mannen gun je echter meer dan andere.

Ik heb het boek nog niet uit. Maar wat ik nu al mis, is de wankeling, de worsteling met het praktische leven vol andere mensen. Het had ook Het boek der berusting kunnen heten. Prima dat de kantoorbediende sober leeft, maar er komt zegge en schrijven één glas wijn in voor de 481 fragmenten, zo leerde een zoekopdracht op de e-reader. Dit van een auteur die tamelijk jong overleed aan de gevolgen van alcoholisme. Waarom had hij zijn boekhouder deze verlokking onthouden? En belangrijker: waarom de lezer?

Misschien komt het antwoord nog. Ondertussen kijk ik uit naar het moment dat ik mag beginnen in het boek dat ik geleend heb.

Michel van EetenComment
Blindenstok
Liu-Bolin-NYC-Klein-AM-09.jpg

Aan het einde van de kerstvakantie startte mijn vrouw een opruimoffensief. Eerst de kamer van de jongste, daarna was de oudste aan de beurt. Een Pinterest moodboard werd al snel in de steek gelaten en ingeruild voor actie. Wasmanden met knutsels, schoolwerkjes en paardenposters naar de afvalbak. Meubels werden verplaatst, kleren gesorteerd. Met de jongste keek ze zelfs een presentatie van opruimgoeroe Kondo. Op de negenjarige maakte het verhaal een nogal bovennatuurlijke indruk. Ja, dan moet je bijvoorbeeld een trui pakken iets in jezelf horen dat pang zegt en als je dat niet hoort dan moet je dank je wel zeggen tegen die trui en hem weggooien.

Mijn vrouw is van de grote beweging. Toen ik de kerstboom naar de achtertuin had versleept, liep ze met de stofzuiger min of meer dezelfde route. Ze zwaaide heen en weer met de buis als ware het een blindenstok. In de hand van een blinde die probeert te ontsnappen aan een groep hooligans.

Tussendoor werd er voor twee dagen gekookt en bereidde ze diverse werklunches.

Uiteindelijk werd het wat ongemakkelijk. Ik was van de weeromstuit ook gaan opruimen, maar deze achterstand kon ik niet meer inlopen. Gelukkig leek de keuken op een locatie van een kookwedstrijd voor ADHD’ers die halverwege ontruimd was wegens een bommelding. Dat kon ik dan straks mooi even aan kant maken.

Ik maakte haar een compliment voor de heldhaftige inspanningen. Zoals zij een week eerder tegen me had gezegd: ik zie wel hoeveel meer je doet, deze week. Ik wil dat je weet dat ik het zie. Daar was ik blij mee.

Gezien worden, daar draait het blijkbaar om. Desnoods als dienstbare sloof. Ik zou liever gezien worden als mature lustobject met een verrassend jeugdig lichaam, maar dat hoeft ook weer niet elke maand.

Michel van EetenComment
Geen reet
kitchen-231968_1280.jpg

Alleen thuis met de kinderen. Vera had een vriendje te spelen over. Mijn belangrijkste bijdrage aan het speelplezier was ze af en toe van een scherm weg te commanderen. Het feit dat ik daarbij zelf achter een scherm zat, werd barmhartig door hen doodgezwegen. Ze bakten een mierzoete taart. Ze smeerden hun eigen lunch. En de keuken was slechts een minor slagveld. Soms is het makkelijk om een ouder te zijn.

Jules hobbelde wat om de pubers heen met de lichaamtaal van het kind dat niet gekozen is met gym. Ze lag verveeld op de bank. (Ja pappa, ik weet dat jij verveling goed vindt voor ons, maar ik verveeeeeel me.) Ze kietelde me onder mijn voeten. Ze savoureerde dat ik daar niet tegen kon.

Ik deed ook dingen, neem ik aan, maar die kan ik me even niet herinneren. Behalve een lezing kijken over de Euro, boodschappen doen en koken. Na het eten speelden met Mario Kart met zijn drieën. Jules gebood me geen brontpop, euh brompot te zijn als het slecht zou gaan. Ik was slechts een beetje een brompot. Aan het einde won Vera dik, maar niet met de perfect score, omdat Jules haar in de laatste race net op de finishlijn voorbij schoot. Diens gejuich ontlokte Vera de mededeling: HET INTERESSEERT ME GEEN REET DAT IK NIET GEWONNEN HEB!!~`!12@! Toen ging ze huilend haar moeder bellen om te ontleden waarom ze precies boos was.

Ik was blij dat er geen darten op de televisie was, zodat ik niet hoefde te leven met het idee dat ik iemand ben die twee avonden naar darten kijkt.

De vraag die resteert: op zo’n dag die niets is en alles, welk leven moet je dan willen leiden?

Onbegrepen
IMG_20181229_171019.jpg

Na een hilarische opvoering van Hamlet, toen mijn vrouw de jassen was gaan halen, bekende ik aan mijn kinderen dat ik een beetje had moeten huilen tijdens de slotscène, een opbeurend lied waarin de doden het gezelliger bleken te hebben dan de levenden. Dat was meteen nadat Angela Merkel en een tiental kleine Merkellinetjes met een Europese vredesmacht de geïmplodeerde Deense monarchie kwamen redden.
Waarom moest je dan huilen? vroeg Jules.
Ik begrijp het ook niet, zei ik eerlijk. Zo beginnen de beste gesprekken.
Kunnen we nu tikkertje doen op het plein? vroeg ze. Dat had je beloofd.
Ik knikte. Een oude man en zijn onbegrepen verdriet, dat vinden alleen oude mannen interessant.

Michel van EetenComment